Door zijn opsluiting in Vottem werd Amadou* wekenlang gescheiden van zijn familie. Hij kan zijn Senegalese familie en vrienden niet overtuigen dat je in België opgesloten kan worden zonder reden. “Ze denken nog steeds dat ik iets slecht gedaan heb.”
“Omdat ik er goed wilde uitzien voor het doopfeest van mijn zoontje, ging ik naar de kapper. Plots viel de politie binnen. Ze vroegen mijn papieren. Maar die had ik niet, omdat mijn verzoek voor internationale bescherming al twee keer afgewezen was.”
“Nog nooit was ik in contact gekomen met de politie of het gerecht. Ik dacht: ‘Ik heb familie, ik mag nu geen stommiteit begaan.’ Ik probeerde te doen wat de politie me vroeg, maar toch behandelden ze me als een grote crimineel, als een drugsbaron.”
“Ze lieten me tien minuten geboeid staan, mensen gaapten me aan. Het was vreselijk gênant. In mijn gemeenschap word je daar echt op aangekeken. Niemand gelooft dat ze je in een democratisch land als België boeien omslaan, alleen maar omdat je geen papieren hebt.”
“Ik wil mijn zoon niet vertellen waar ik geweest ben, het is te traumatiserend”
“Drie weken leefde ik in Vottem gescheiden van mijn gezin, zonder te weten hoelang het allemaal zou duren. Ik weigerde mijn zoon te spreken aan de telefoon, want ik wist dat ik zou breken.”
“Ik vroeg me af waarin Vottem verschilt van een gevangenis. Alles wordt in groep gedaan. Je mag niets zelf beslissen. Niet wanneer je eet, drinkt, wandelt of slaapt. Het was een beetje sterven.”
“Ik wil mijn zoon niet vertellen waar ik geweest ben. Het was te traumatiserend. Ondertussen ben ik geregulariseerd, maar ik word nog steeds midden in de nacht in paniek wakker. De opsluiting heeft nog altijd effect op mij, en mijn familie. Ze kunnen niet geloven dat ik opgesloten ben zonder criminele reden. Ze denken nog steeds dat ik iets slecht gedaan heb.”
*Om privacyredenen is Amadou een schuilnaam.