Patrice verzette zich tegen het Congolese regime. Hij kwam met een toeristenvisum naar België, vroeg asiel aan op de luchthaven en werd meteen opgesloten.
“Ik heb zes maanden in een gevangenis gezeten in DR Congo. Ik werkte voor een importbedrijf voor het Congolese leger, maar ik zag heel veel foutlopen. Ik gaf al die informatie door aan een ngo. Uiteindelijk moest ik echt op de vlucht. Met een toeristenvisum kwam ik naar België, om asiel aan te vragen.”
“Er was één ding dat ik niet wist over België: dat asiel aanvragen gelijkstaat aan onmiddellijke opsluiting als een crimineel. De grenspolitie sprak enkel Nederlands, schoof me een Nederlands papier onder de neus. Wat later werd ik zogezegd in ‘quarantaine’ gezet.”
“Plots was ik een opgesloten crimineel”
“Bij aankomst in het centrum was ik gechoqueerd. Ik zag overal hekken, prikkeldraad en camera’s. Ze noemden het een centrum. Maar het is een gevangenis! Ik was plots een opgesloten crimineel. Pas na twee dagen kwam een – vriendelijke – sociaalassistente uitleggen wat er aan de hand was en wat de regels waren.”
“Uiteindelijk ben ik meer dan vier maanden opgesloten. Meermaals ging ik in hongerstaking om aandacht te vragen voor mijn situatie. De omstandigheden en hygiëne waren verschrikkelijk, net als het contact met de bewakers.”
“Ondertussen was ik afgesneden van mijn netwerk. Je krijgt een telefoonkaart van 5 euro, maar dat is meteen op als je naar het buitenland belt. Je moet het doen met zo’n oude gsm, ik mocht geen smartphone om online te bellen.”
“Vrijheid, dat is je eigen keuze hebben”
“Gelukkig ben ik een vechter. Verzet zit in het bloed van mijn familie. Je moet strijden voor je vrijheid. Het is een kostbaar goed. Vrijheid, dat is je eigen keuze hebben, over jezelf kunnen beslissen. Nu ik niet meer opgesloten ben, voel ik me weer menselijk.”
“Ik laat me niet kisten en blijf positief. Misschien moet ik maar eens een lezing organiseren voor luchthavenpersoneel? Zouden ze dan inzien dat wij ook maar gewone mensen zijn, die een goed leven willen? Asielzoekers vragen niet om sympathie, maar wel gewoon om een menselijke behandeling.”